zondag 29 mei 2011

een balkan flexipass en ijskoffie


Het heerlijke van ver weg zijn vind ik het 'weg zijn uit Nederland'. Als ik ze tegenkom, is het des te deprimerender: uitgedost in oranje kleding zijn ze 'cultuur aan het opsnuiven' en lopen ze 'Viva Hollandia' lallend door pittoreske straatjes. Het geeft echter wel wat vertrouwds – vooral als je een gelijkgestemde Nederlander tegenkomt die, net als jij, geen Nederlanders wil tegenkomen. Toen ik gister mijn exemplaar van “Die Unerträgliche leichtichkeit des Seins” op bed gooide terwijl ik op zoek was naar mijn handdoek, riep het meisje in het stapelbed naast mij enthousiast uit “Ach nein! Bist du Deutsche?!”. “Nein, Niederländisch... Aber ich lese oft Deutsche Bücher und hoffe das ich mein Deutsch nicht verlehre” komt er in uiterst vastgeroest Duits uit. Haar maakte het niet uit, ze was razend enthousiast, misschien juist omdat ik uit Amsterdam kwam, en niet een Bavariaans nietszeggend dorpje.

Twintig minuten en een goed gesprek later is mijn Duits weer helemaal op peil en heb ik mijn handdoek gevonden. Het betreffende meisje woont nu aan de Moldavische grens om haar 'sociale jaar' daar te voldoen. Dat Duitse 'sociale jaar' vind ik zo iets moois: inzien dat dienstplicht nutteloos is, maar toch iets voor De Mensheid doen. Dus als je het leger niet in wil, ga je maar een jaar in een bejaardentehuis vrijwilligeren. Of dus werken in Roemenië, of -zoals iemand die ik in Gdánsk tegen kwam- Engelse les geven aan Poolse jongeren. Hoewel je De Mensheid een service verleent, is het natuurlijk een fantastische ervaring. Er lijkt me niks leuker dan verplicht een jaartje weg moeten. Mijn Duitse buurvrouw geniet er ook erg van en verlengt haar sociale jaar dan ook met nóg een jaar. Terwijl ze zich omkleed en de deur uitgaat, val ik uitgeput in slaap.

Geen verassing dan ook dat ik de ochtend daarop -zondagochtend nog wel- als eerste wakker ben. Ik grijp wat spullen bijeen en ga richting douche. Bij de badkamer van dit Hostel vraag ik me constant af wat ze bezielde; hij hangt vol met “grappige posters” en “leuke weetjes” waar ik mezelf van kant van wil maken. Daarbij is de douche idioot klein, terwijl ik me vanochtend weer probeerde aan te kleden draaide ik, in een gevecht met mijn handdoek, de waterkraan weer aan en voor ik er erg in had stond ik weer in een kletsnatte onderbroek. Gekleed in een jurk vervaardigd van mijn paars-wit gestreepte badhanddoek snel ik me naar mijn kamer. Die ligt aan de straatkant een verdieping lager, dus ik denk dat menig Frans diplomaat dat aan het werk was op de ambassade tegenover het hostel mij in deze schaamteloze outfit heeft kunnen bewonderen. Maar dat mag de pret niet drukken. Vol goede moed ga ik op pad.

Mijn eerste opdracht is het scoren van de Balkan Flexipass, mijn vervoersbewijs voor de komende maand. Na een plezierige wandeltocht naar het station loop ik nietsvermoedend naar een 'casa' waar je treinkaartjes kan kopen en vraag ik of ze de desbetreffende pas verkopen. Ik word aangekeken alsof ik gek ben. Nadat ik veel uitleg in het Roemeens kreeg werd ik weer met vragende blik aangekeken. Mijn mensenkennis vertelde me dat ze wat van me wilde, dus ik liet stuk voor stuk alles uit mijn tas zien, een uiteenlopende collectie van paspoort tot Sultana's uit Nederland. Dit viel niet in de smaak, dus er moesten maatregelen getroffen worden.

De mevrouw die vier loketten verderop zat werd erbij gehaald, want die sprak Engels. “WHERE TO?!?!” “...Uhm, I would like to buy a 10-day Balkan Flexipass?” “NO, WHERE TO?!?!” “...FlexiPASS?...”. Nadat ik alle hoop had opgegeven dat haar kennis van het Engels meer om het lijf had dan een simpel “WHERE TO?!”, viel het kwartje. “Ah, FLEXIPASS!” riep ze uit. Ja, dank u, dank u!! “Outside. Casa International.”. Deze casa bleek helemaal niet outside te zijn, maar ik was tevreden. Toen ik aankwam bij de juiste casa, zat er een ontzettend schattig communistisch vrouwtje van een jaar of zeventig dat me in vlekkeloos engels aan de juiste pas hielp. Voor een reservering voor de trein naar Constanta moest ik echter bij de casa binnenlandse reizen zijn, hierbij voorzie ik meer taalbarrières. Maar dat komt morgen.

Om te vieren dat het me ondanks alles gelukt was om het juiste kaartje te bemachtigen, mét 100 euro winst op de Nederlandse verkoopprijs, besloot ik koffie te halen. Toen ik voor mijn 'Espresso Freddo' wilde betalen overhandigde ik de kassier, een dubieus uitziende man van een jaar of 60, een biljet van tien lei. Geïrriteerd vroeg hij of ik er niet toevallig twee lei bij had. Nee. Hij keek een volle minuut naar zijn kassalade. Vervolgens naar mij, en weer naar de kassalade. Hij raakte in discussie met het mannetje achter me (volgens mij heb ik een hoop verbaal geweld moeten incasseren aangezien ik het niet kleiner had, maar mijn Roemeens is niet om over naar huis te schrijven). De kassier richtte zich weer tot mij: I have no money back. Me neither, was daarop het enig mogelijke antwoord van mijn kant. Veel zuchten en steunen later kreeg ik mijn twee lei, en werd er in het Roemeens verder gebromd over mijn vervelende gebrek aan muntgeld.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten