zondag 26 juni 2011

mirupafshim, Shqipëria

Hier zit ik dan, om zes uur 's ochtends op een van de troosteloze 'busstations' van Tirana. De reis van Saranda naar Tirana was er weer een om niet te vergeten: er waren aanzienlijk meer mensen dan busplaatsen, en de kaartjesverkoper had een dusdanig goed hart dat hij toch iedereen meenam (of hij wilde wat bijverdienen). Met als gevolg dat het gangpad ook helemaal volstond. Dit was op zich zo erg nog niet, tot mijn schuinachterbuurman zich niet zo lekker voelde, en zijn maaltijd binnen no-time half verteerd op het gangpad naast me lag. OK, we hadden één uur gehad, ik moest er nog acht.

Uiteindelijk viel het wel mee. Er kwam een dweil tevoorschijn en mensen verlieten de bus. Na vier uur was het dus allemaal wel weer te doen. Voordeel was ook dat ik zo gesloopt was dat ik vrijwel de hele reis in coma heb gelegen, kotslucht of geen kotslucht. Als ik wakker word rijden we alweer door Blloku, de hippe wijk van Tirana. De bus stopt, en geeft aan dat dit het laatste station is. De drie overgebleven passagiers (ik en twee Zweedse backpackers) moeten allemaal naar het treinstation. Of althans, die richting op. De buschauffeur kijkt een beetje verward, hij weet namelijk net zo goed als ik dat het treinstation nog een tijdje lopen is. Eerst wordt er koffie gedronken en vervolgens worden we dichter bij het station afgezet. De tocht naar Shkodra wordt vervolgd.

De eerstvolgende bus naar Shkodra gaat pas een uur later. Ik duik dus een café naast het station in en vraag of ze ook ontbijt hebben. Geen ontbijt, wel meer koffie. Met een schaaltje koekjes, om de buik te vullen: een typisch voorbeeld van de Albanese gastvrijheid. Ze doen alles om het je naar de zin te maken. Dus met een cappuccino (met slagroom) en koekjes probeer ik het uur door te brengen. Naast mij zit een duidelijk beschonken man aan de espresso. Hij schreeuwt constant wat tegen mij, in een soort Engels waar ik niks van kan opmaken. De cafébaas probeert hem tot bedaren te brengen, dit werkt maar tijdelijk. Als het drankorgel daarna weer een keel opzet, komt er een figuur (waarmee je geen ruzie wilt) naar binnen en vertelt hem eens even goed de waarheid. Als dit niet helpt, pakt hij hem op en smijt hem op straat. De man blijft midden op straat liggen, duidelijk te beschonken om zich nog te bewegen. Ik bekijk het tafereel met grote ogen en verstop mezelf achter mijn cappuccinokopje. Als ik later naar de bus loop, ligt de man er nog steeds. Er wil een auto langs. Getoeter. Het figuur sleept de man aan zijn broekriem naar de zijkant van de weg om hem daar weer te laten liggen. Zo, dat is opgelost. Als ik de straat uitrijd, ligt hij er nog steeds.

In de bus naar Shkodra lig ik al snel weer te dommelen, hoewel er buiten van alles te zien is: we rijden namelijk Noord-Albanië binnen. Daar waar mensen vaak nog leven volgens de regels van het 'kanun', een Albanisch geschrift omtrent gedrag. Één van de dingen die wordt beschreven in dit canon is hoe je met een aangetaste eer moet afrekenen: er zal bloed vergoten moeten worden. Mede hierdoor komt het voor dat er in Noord-Albanië hele familie-takken zonder mannen zijn: want bloed wordt weer verrekend met meer bloed. Dit levert nog wel eens problemen op met het erven van het familiefortuin: meisjes kunnen niet erven, ze zijn déél van de erfenis ('property') van de familie. Gelukkig heeft het canon hier ook een oplossing voor, want anders zou er veel geld verloren kunnen gaan, zo zonder mannen. Meisjes kunnen 'man worden'. Niet in de zin dat wij het kennen, puur in de zin van Albaanse status. Bezworen maagd, noemen ze dat. Ook zie ik veel ezels met karren. Even begeef ik me in een andere tijd.

Eenmaal in Shkodra aangekomen ga ik op zoek naar het hotel waar Takuya ook zit, want hij betaalt zes euro per nacht. Hij waarschuwde me alvast: er was bijna niks en ze spraken geen Engels. Ik vind het verrassend makkelijk en bel aan. De vrouw des huizes kijkt haast geërgerd dat ik in haar hotel wil blijven slapen. Een kamer kost twaalf euro. Het dubbele waar ik op rekende, maar nog steeds spotgoedkoop. Met handen en voeten waag ik een poging te vragen of ze ook een kamer voor zes euro hebben, dit heb ik namelijk vernomen van een vriend. “No. Twelve” is het stugge antwoord. Uiteindelijk betaal ik omgerekend dertien vijftig, maar hier kwam ik pas achter nadat ik al lang en breed betaald had. Laat maar, niet klagen, gewoon genieten.

Ik heb wel een ruime tweepersoonskamer met een heerlijk nostalgische comunistische feeling. Ik ben tevreden, drop mijn spullen en loop het centrum in. Op naar de tourist information om eens te achterhalen wat het slimste is om vanaf hier naar Sarajevo te komen. Ik word aangesproken door een taxichauffeur, of ik soms hulp nodig heb. Ik heb van alles gelezen over hoe taxichauffeurs niet echt gewillig zijn in het doorverwijzen naar de Albaanse VVV, ze hebben liever dat je gewoon met hun taxi ergens heengaat. Toch vraag ik het maar.

“De tourist information, dat ben ik, wandelend! Ik doe dit werk al twintig jaar!” oh, ok. Ik vraag door naar de 'furgons' die tussen Shkodra en Ulcinj pendelen, en hoe ik door kan reizen naar Sarajevo. De minibusjes zijn er, rond negen en vier uur. Maar ja, die van negen uur had ik natuurlijk al gemist, maar als ik bij hem zou instappen haalde ik nog mooi de bus naar Sarajevo van één uur. Dat zou me bijna niks kosten volgens hem. Veertig euro, een topprijs! Ik bedank hem vriendelijk en loop door naar de tourist information, die dit verhaal bevestigen. Gelukkig wil ik pas morgen of overmorgen reizen, dus dan pak ik gewoon de bus van negen uur.

Ik denk dat ik morgen reis. Ik ben een beetje verliefd geworden op Albanië, maar Shkodra is voornamelijk een troosteloze grensplaats, de enige backpackers die er komen zijn op doorreis naar Montenegro. Ik wil mijn geweldige ervaringen uit Saranda niet bevuilen met tijd die ik dolend door deze stad doorbreng. Hoe spijtig het ook is, voor mij is het nu tijd om mijn geliefde Albanië achter me te laten en op weg te gaan naar het eerste wat me met thuis verbind: een reisgenote. Misschien dat dat het eerste is wat me er aan doet herinneren dat ik op een zeker punt weer naar huis moet, dit is niet voor eeuwig. Jammer genoeg (ofschoon ik dolblij ben weer een bekende te zien). Maar met een beetje mazzel zit ik volgend jaar drie maanden lang in Saranda.

's Avonds ga ik uit eten met Takuya, die in de tijd dat ik in Saranda gezeten heb half Albanië is door geweest. Geweldige verhalen, met zo iemand raak je nooit uitgepraat. In de horeca-straat van Shkodra beproeven we ons geluk om een eettentje te vinden, maar de keuken is vaak al gesloten, of gaat überhaupt niet open. Na wat vragen verwijst een bakker ons door naar een pizzeria. We schuiven aan, maken onze keuzes en bestellen. Of, dat wil zeggen, Takuya gaat naar binnen en bestelt. Hij komt terug met een deprimerende boodschap: er is geen pizza, en geen wijn. Huilen geblazen. Ik ga uiteindelijk voor saaie spaghetti-met-tomatensaus, ik verdenk ze er echter van gewoon wat ketchup door de spaghetti te hebben gemixt. Maar ja, het was één euro, dus ik klaag niet. Erna gaan we aan het bier, want het gebrek aan wijn is een echt gemis.

Hij gaat voor een literglas, ik voor een meer bescheiden flesje Beck's. Binnen wordt er gezongen. Niet erg goed, dus of er gewoon live-muziek of karaoke gaande is, is nog even onduidelijk. Takuya vindt het allemaal prachtig, want karaoke is natuurlijk heel Japans. Maar hij verteld de Westerse manier van karaoke véél leuker te vinden: gewoon aangeschoten met ze allen meezingen, minder gedisciplineerd als de Japanners gewend zijn. Ik vertel hem over de ene keer dat ik Bohemian Rhapsody heb gedaan. De aanfluiting die het was, maar het maakt niks uit. Ik heb in ieder geval een sterk verhaal. Afgepeigerd zoeken we het hotel weer op. Nu weet ik waarom zijn kamer zoveel goedkoper was: hij deelde zijn kamer met een Albaanse professor. Maar dat zal ik wel niet kunnen doen, ik ben immers een meisje. En die hebben in het traditionele Albanese niet veel te zeggen.

*****

Een dag later verlaat ik Shkodra voor mijn reis naar Bosnië. De lokale VVV vertelde me dat ik om één uur een bus naar Sarajevo vanuit Montenegro zou kunnen pakken, mooi te doen dus. Ik stap in de minibus naar Montenegro, en anderhalf uur later kom ik daar aan. Ik loop naar de balie en vraag naar de bus richting Bosnië. “Oh, die was gisteravond. Misschien is er morgen weer eentje. Ik zou echter de hoofdstad proberen. Meer kans”. Dat was dus een makkelijke beslissing: op naar Podgorica. In de rij voor de buskaartjes word ik door een van de informatieverleners verenigd met een andere Nederlander op weg naar Podgorica: een Nederlans meisje dat Albanees aan het leren was in Kosovo, en nu door de Westerlijke Balkan reist. De bus gaat pas over anderhalf uur, dus er is genoeg tijd om te kletsen. Dat gebeurt ook, de anderhalf uur durende busreis ook, tot ongenoegen van de oranje getinte (met geel haar) Albaanse Schone die ons vriendelijk verzoekt iets minder luid te praten. We zijn ontdaan, het is immers midden op de dag en de verschrikkelijke Servische popmuziek op de radio kan wel zonder enig commentaar door de bus schallen. Toch maar een toontje lager zingen, dan.

Eenmaal aangekomen in Podgorica (13.45) blijkt dat de bus naar Sarajevo net tien minuten weg is, de volgende is een nachtbus. Hoewel ik hoopte mijn laatste nachtbus al gehad te hebben, moet ik er maar weer aan geloven. Ik koop een kaartje, geef mijn bagage af bij de 'luggage storage'. Ik heb tien uur over, en bevind me in een hoofdstad, dus er moet genoeg te doen zijn. Ik heb verhalen gehoord over Podgorica, de algemene mening was dat heet beter overgeslagen kon worden. Aan de kust is meer te doen. Ik blijf positief. Helaas is het zondag.

Met mijn verse vriendin ga ik naar haar hostel, we kennen beide de straat niet, dus we vragen de taxichauffeurs hoe we er komen. “Ah, hostel! My friend has a nice one. Twenty-five euros a night”. Ja, dat willen we niet. We willen weten waar het reeds geboekte hostel is. Na een kwartier lang discussiëren (we willen écht niet naar het hostel van je vriend, vriend) zegt hij dat hij ons wel kan brengen, voor drie euro. 1,50 de man klinkt redelijk, dus we stappen in. De taxi keert, rijdt tweehonderd meter en zet ons af. “Nou, hier is het!” Oh, mooi. Dat was dus best te lopen. Maarja, dat mag de pret niet drukken. Ze checkt in, laat zich een restaurant aanbevelen en we gaan op ontdekkingsreis. Podgorica is een beetje niks. Het is natuurlijk ook pas sinds kort een hoofdstad, dus veel meer dan een middelgrote balkanstad is het niet. We eten fantastisch en gaan verder al terrasjeshoppend door de stad. Niet veel te zien, maar deze stad kan ik ook weer afstrepen. Score.

De stad is niet groot, dus bij wijze van stadswandeling lopen we langs het spoor richting de bergen. Een vrij enthousiaste poging, in een grote boog lopen we door de suburbs van de stad. Drie uur later zijn we weer enigszins in het centrum. Op naar het hostel. Wat volgt is een goede sessie pre-nachtbus bankhangen en de grande finale van de Balkan Big Brother en de onvermijdelijke conclusie: humor is een ontbrekende factor op tv in deze gebieden. En alle presentatrices hebben hoogblond haar.

Nu zit ik wederom op een busstation dit af te schrijven. Een ander busstation, in een ander land. Het is inmiddels een dag later, tien uur 's avonds. Vanavond vertrek ik naar Bosnië, voor vier nachten. Eindelijk kan ik weer even stoppen en genieten van de omgeving. Maar eerst nog een nachtbus.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten