donderdag 9 juni 2011

raki

In alle vroegte vertrek ik naar Sofia vanuit Varna. Ik heb het er maar zwaar mee, om kwart voor acht gaat mijn trein en ik heb vrijwel niet geslapen. Als om zes uur de wekker gaat pak ik snel mijn spullen, prop alles zo onlogisch mogelijk in mijn tas en ga ervandoor. Voor de eerste keer heb ik geen handdoek in het hostel laten liggen.

Aangzien ik niet meer de enige gast in het hostel ben, is er ook meer te doen. Vooral als er een derde bijkomt, is de pret niet meer te drukken en gaan we eten in een restaurant om de hoek en smijten -voor Bulgaarse standaard- een astronomische hoeveelheid geld over de balk aan eten, brood, salade en drankjes. Needless to say, je kon me naar buiten rollen erna. We besluiten nog niet ons bed op te zoeken maar nog wat te gaan drinken. We eindigen op de toeristische boulevard en ploffen neer op een bank aan zee. De bar blijkt een ontiegelijk hippe cocktailbar. Met veel moeite is er een biertje te bestellen, maar wijn zit er zeker niet in. Noodgedwongen wend ik mezelf dan ook tot mijn vriend de Mojito. Een fles wijn aan zee (verdeeld over drie personen) later is het drie uur. Mijn wekker gaat zes uur. Mijn tas moet nog ingepakt worden. De moeite om te slapen is het bijna niet meer. In de trein word ik ook meerdere keren wakkergeschud door de conducteur die tot drie keer toe toch écht nog een keer mijn kaartje wil bekijken.

Eenmaal aangekomen in het hostel bieden ze me hun deal aan: voor twee euro (want ze denken hier nooit in Lev – altijd in euro's. Vooral als het om toeristen gaat) krijg je een bord eten. En bier. En 's ochtends ontbijt. Dit leek me -vooral na het festijn van de avond ervoor- wel een goed idee. Ik maak echter eerst nog snel een rondje door de stad op zoek naar een drogisterij. Wat nog niet zo makkelijk is, want het systeem is hier nogal anders dan in Nederland. Je hebt een paar soorten “apotheken” waar je ook shampoo en dat soort attributen kan kopen. Maar het concept “drogisterij” kennen we, blijkbaar, niet overal. In de grote Oost-Europese steden heb je echter meestal een Duitse keten (een Rossmann, een DM) die dit concept aan de markt brengt aan de lokale Bulgaar/Hongaar/Pool.

Ik schuif aan voor pasta, ik deel de tafel met drie Amerikanen. En later een Zweed. Druk worden er plannen gemaakt wat er na het eten gaat gebeuren, Sofia moet natuurlijk verkend. Er komen twee dubieuze flessen op tafel: van een groot frisdrankmerk, maar gevult met een andere substantie. “Oh, het is eigengemaakte raki! Gekregen van wat Bulgaren!” roepen de Amerikanen. Ze werken als vrijwilliger in Bulgarije, en zijn er allemaal al langer dan een jaar. En tot mijn grote verbazing spreken ze allemaal Bulgaars. Maar voor de raki pas ik.

De Amerikanen zijn vol lof over Bulgarije: “Het is echt een topland! Iedereen is enorm gastvrij! En ze hebben allemaal zelfgemaakte raki!”. Wat volgt is een verslag over het thuis produceren van deze drank. En hoe gastvrij de Bulgaren zijn, ondanks het feit dat ze vorige week zijn overvallen door mannen met stokken, en één van hun buiten westen gemept is. Het was dan ook een heel spannend verhaal, en nu ben ik -zo mogelijk- nog zekerder dan eerst: als westerse toerist langs Bulgaarse landweggetjes lopen is géén goed idee. De Amerikanen hebben het overleefd. Toen ze grotendeels heelhuids bij het volgende dorp aankwamen, was de lokale bevolking erg behulpzaam. De jongen werd naar een dokter gebracht, en zijn hoofd werd nagekeken. “Oh, je moet naar het ziekenhuis. Hier is wat raki” is de conclusie van de dokter en zet een glas eigengemaakte raki voor z'n neus. Raki helpt bij alles, en als je niet ziek bent, houdt het je gezond!

Na de raki gaan we op pad. Ze weten een leuke bar, waar ze meestal wel “Westerse” (dus: Amerikaanse) muziek draaien. Eenmaal aangekomen is er geen hond binnen, maar op elke tafel staat het bordje 'gereserveerd'. Verward spreken we één van de dames aan en vragen wat er aan de hand is: we mogen alleen aan een tafel zitten als we een hele fles drank kopen. Ok. We gaan voor het compromis, een statafel als we allemaal een drankje kopen. Maar ze geeft gekgenoeg niet toe. Je zou toch verwachten dat je klantvriendelijkheid op woensdagavond in een lege bar iets anders zou zijn. Maar over dit soort dingen blijf ik me verbazen hier.

We zoeken wat anders op: een bierbrouwerij. Voor een omgerekende twee euro per persoon hebben we zes lieter zelfgebrouwen bier, op acht personen. Later komt er ook nog patat met kaas bij, toen was mijn avond compleet. De Hongaren weten als geen ander hoe ze kaas moeten maken: hun kaas is fantastisch. Het is een soort feta, maar vers. Wat ik waarschijnlijk al gezegd heb, maar het is ook zo ontiegelijk lekker. Na het bier en de patat met kaas is het tijd voor wat anders, want de brouwerij gaat dicht. Het antwoord luidt: karaoke.

Er zijn weinig dingen waar ik zo van kan genieten als mensen die zichelf -bij voorkeur in het Hongaars of Bulgaars- voor paal zette omdat ze heel erg vals zingen. Gelukkig sta ik in deze mening nooit alleen. Dus we bekijken alles geïnteresseerd. Maar na een uurtje zit ik zowat te knikkenbollen in de karaokebar, ik heb immers vrijwel zonder slaap ook nog acht uur gereisd. Dus ik begeef me -als eerste- richting het hostel en vertel dat ik toch écht wel weet hoe ik terug moet komen.

Uiteraard loop ik de verkeerde kant op. Maar dat verbaast mij zelfs niet: mijn richtingsgevoel is desastreus, gelukkig kan ik daarentegen wel weer heel goed kaartlezen. En heb dan ook binnen no-time de goede weg weer teruggevonden en kom aan in het hostel. Op één iemand na ligt iedereen in mijn dorm al diep in coma. Mijn bed ik bezaaid met spullen, zo subtiel mogelijk probeer ik alles een plekje te geven. Maar dat ging natuurlijk niet subtiel. Ik stoot meerdere keren mijn hoofd en gooi meerdere keren handen vol wisselgeld over de vloer. Verwilderd kijkt de Japanner naast me me aan. Ik duik mijn bed in en val meteen in diepe slaap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten